Toeristen zullen de vreemde heuvels op het platteland van Nord-Pas de Calais opmerken. De regio heeft een lange geschiedenis van industrie en deze heuvels zijn een onvermijdelijke herinnering.
Het zijn helemaal geen heuvels. Het zijn de terrils uit de eeuwenlange kolenwinning in de regio. Alle afvalrotsen van de mijnen werden opgestapeld tot grote, zwarte bergen. Nadat de industrie was uitgestorven, werden deze kunstmatige terpen getuigenissen van de met kolen besmeurde geschiedenis van de regio.
Nu worden ze nieuw leven ingeblazen. Als u het kleine stadje Rieulay bezoekt, wordt u getrakteerd op de lokale wijn "Charbonnay", een woordspeling tussen de wijndruif Chardonnay en het Franse woord voor steenkool (steenkool). De druiven worden aan de zijkant van een van de hopen geteeld. Andere hopen zijn natuurgebieden of fietspaden geworden. Er is zelfs een skipiste op één heuvel.
De laatste mijn in het gebied sloot in 1990, waardoor het gebied in een diepe economische depressie verkeerde. Sommigen stelden voor om de heuvels met de grond gelijk te maken, maar in plaats daarvan werd een plan gerealiseerd om vanuit helikopters zaden op de heuvels te laten vallen. Zo werden de donkere heuvels groen en sinds 2012 staat het hele gebied op de werelderfgoedlijst van UNESCO.
Nu worden ze niet gezien als een slechte herinnering. Hoewel sommige heuvels nog steeds te vervuild zijn voor bezoekers, heeft de transformatie de lokale bevolking kansen gegeven om hun leven nieuw leven in te blazen. Het plan om van het gebied een toeristische bestemming te maken, zal het industriële erfgoed jarenlang veilig houden en geld terugbrengen in de regio.
Lees meer op National Geographic, of bekijk onderstaande tags voor industrieel erfgoed en adaptief hergebruik.